In de “tot de kern”-reeks bespreek ik iedere keer een yoga-houding met daarbij de volgende vragen in het achterhoofd: Wat is de houding? Wat zijn de opkomende associaties? Wat zegt mijn lijf? Hoe reageert mijn gemoed? En de vraag aan jou: hoe ervaar jij deze houding?
Vandaag ga ik tot de kern van bhujangasana.
Bhujangasana is beter bekend als de cobra-houding (een letterlijke vertaling in dit geval, Bhuganga is een cobra en asana betekent houding) en ik ben in de afgelopen weken tot de ontdekking gekomen dat ik deze houding altijd onjuist benaderd heb.
In deze houding begin je liggend op de buik met het gezicht naar de vloer. Plaats vervolgens de benen tegen elkaar en hou de wreven op de grond. Bij rugklachten kan het prettiger zijn de benen niet tegen elkaar te plaatsen en de voeten op heupbreedte met de wreven op de grond te leggen. Je houdt vervolgens de onderarmen naast je lichaam, waardoor je handen met de palmen op de grond en de vingers naar voren liggen. (Aanvulling die ik van een huidige yogalerares kreeg, toen ze dit blog gelezen had: “je vingertoppen zijn in de uitgangspositie in lijn met de schouderkoppen. Na oefening kun je de handen verder omlaag, naast de borst plaatsen. Ellebogen wijzen omhoog.”). Je duwt de wreven in de grond, spant de beenspieren aan, trekt je knieën op (om zo ook goed de bovenbenen aan te spannen), ontspant daarentegen de bilspieren, houdt de heupen op de grond, spant de buikspieren aan en richt je borst op door je borstbeen naar voren en omhoog te bewegen met de blik naar voren. De schouder bewegen naar achteren, zodat de borst goed openen kan. Let erop dat je niet in je schouders gaat hangen, de oren blijven actief van de schouders vandaan.
Hetgene waar ik altijd vanuit ging bij bhujangasana was dat het doel is om zo hoog mogelijk te komen. In dit doel plaatste ik de handen stevig in de vloer en probeerde mijn armen zoveel mogelijk te strekken en naar het plafond te kijken. Met genoeg duw- en trekwerk lukte het me om zo te eindigen met rechte armen en een enthousiast gerekte rug.
Totdat een yogalerares met vertelde dat een cobra geen armen heeft…
Het idee is dat je armen puur ter ondersteuning zijn: eigenlijk zou je de cobra moeten uitvoeren met de handen ietwat boven de grond zwevend. Zo maakt je rug de kromming die natuurlijk is voor het lichaam in plaats van dat de rugspieren overbelast kunnen raken. Er zijn houdingen waarin je de rug wel op een dergelijke manier kunt rekken, maar in bhujangasana is dit niet de bedoeling.
De reden waarom het belangrijk is om de cobra te benaderen vanuit bovenbeschreven doel, heeft ook veel te maken met de plek en rol die deze houding heeft in de zonnegroet. Graag licht ik daar meer over toe op het moment dat deze in de “tot de kern”-blogreeks besproken zal worden.
Voor nu een reminder die ik nooit weer vergeet: een cobra heeft geen armen!
Hari Om Tat Sat