In de “tot de kern”-reeks bespreek ik iedere keer een yoga-houding met daarbij de volgende vragen in het achterhoofd: Wat is de houding? Wat zijn de opkomende associaties? Wat zegt mijn lijf? Hoe reageert mijn gemoed? En de vraag aan jou: hoe ervaar jij deze houding?
Vandaag ga ik tot de kern van halasana.
In de vorige aflevering van “tot de kern” bespraken we salamba sarvangasana, ook bekend als de schouderstand. In deze aflevering gaan we verder met een houding die vaak na de schouderstand in een yogareeks wordt aangenomen: halasana, oftewel de ploeg.
We beginnen vanuit de schouderstand. Je staat dus met de schouders en het achterhoofd stevig op de grond. De ellebogen drukken in de mat en je houdt ze dicht bij elkaar, de benen zijn gestrekt naar het plafond en de ballen van de voeten wijzen omhoog (alsof je op je tenen staat of op hakken loopt). Je handen heb je in de rug geplaatst – zo dicht mogelijk bij de schouderbladen, waarbij de vingers omhoog wijzen.
Hou vervolgens de benen gestrekt, de rug recht en de handen in de rug, terwijl je je benen over je hoofd laat zakken. Op deze manier gaan de tenen achter je hoofd richting de vloer. Kun je met gestrekte benen je tenen de grond laten raken? Probeer dan de wreven op de vloer te leggen en je voeten over de vloer te strekken. Alleen als je op deze manier met je wreven op de grond ligt, haal je de handen uit de rug, verstrengel je de vingers (alsof je aan het bidden bent) en strek je de armen achter je rug over de vloer. Op deze manier kun je tegendruk geven en zo je romp nog rechter boven je schouders plaatsen.
Ik vind het altijd een genot om in de verschillende varianten van de schouderstand te staan. Deze houdingen worden vaak meer aan het einde van een yogareeks opgenomen en doordat je in deze houding als het ware omgedraaid staat, levert dit een fijn moment van inkeer. Dit gevoel is al sterk aanwezig in salamba sarvangasana en wordt nog extra uitgediept in halasana. Door de benen over je hoofd te bewegen, neemt de bewegingsvrijheid af en ook nog aanwezige visuele afleidingen verdwijnen. Beide dragen bij aan een mooi moment van teruggetrokkenheid.
Enige tijd geleden werd ik erop gewezen dat – naast het bewegen van de voeten naar de vloer achter het hoofd – het in deze houding belangrijk is om de rug recht te houden. Zodoende leerde ik dat ik mijn rug vrij bol trek om de voeten op de vloer te kunnen plaatsen. In het streven om de rug recht te houden, voorkom je een bedrukkend gevoel in de borst. Ik was eens bij een yogales waarbij enkele yogi gejaagd en ietwat paniekerig gingen ademen in de ploeg. Om de adem rustig en open te houden, is het derhalve belangrijk de rug zo recht mogelijk te houden.
Mocht je na halasana nog meer van deze schouderhoudingen willen doen, dan zijn er opties te over. Enkelen hiervan zullen we vast en zeker nog voorbij laten komen in deze blogreeks. Als je klaar bent met schouderstanden en uit de houding wilt komen, plaats je eerst weer je handen in je rug. Vervolgens strek je de benen richting het plafond en kom je zo terug in salamba sarvangasana. Je legt vervolgens je armen en handen gestrekt over de vloer en vanaf hier heb je twee keuzes. In de eerste optie rol je met gebogen knieën over je rug tot je billen op de mat kom en strek je vervolgens je benen om languit te gaan liggen. In de tweede variant hou je de benen gestrekt en rol je gecontroleerd wervel voor wervel af, totdat je gestrekte benen een hoek van 90 graden met de vloer maken. Laat hierna de gestrekte benen zo langzaam mogelijk zakken, totdat je languit op de vloer ligt.
Namasté